Hersenenbestraling
Bij bestraling van de schedel zijn er verschillende mogelijkheden. Soms gebeurt dit uit voorzorg om uitzaaiingen in de hersenen te voorkomen, of omdat er al meerdere uitzaaiingen zijn. In dat geval krijg je 5 tot 10 bestralingen. Bij stereotaxie gaat het om een heel precieze bestraling, vaak 1 tot 5 keer. Bij een primaire hersentumor krijg je meestal een langere serie van 25 tot 30 bestralingen. Soms wordt dit gecombineerd met chemotherapie.
Mogelijke bijwerkingen op korte termijn
Tijdens of kort na de bestraling kun je last krijgen van:
- moeheid
- huidreactie
- haaruitval
- tijdelijke verergering van bestaande neurologische klachten
In zeldzame gevallen kun je hevige hoofdpijn, misselijkheid of braken krijgen. Neem dan direct contact op. Soms kan de radiotherapeut-oncoloog medicijnen voorschrijven om deze klachten te voorkomen.
Mogelijke bijwerkingen op lange termijn
Bestraling kan ook later klachten geven. Deze ontstaan langzaam, maanden tot jaren na de behandeling. Mogelijke klachten zijn:
- staar
- verminderd geheugen en concentratie
- plaatselijke schade door de bestraling in de hersenen
Voorbereiding op de bestraling
Voor de bestraling wordt een masker gemaakt. Dit draag je bij de voorbereiding en bij elke bestraling, zodat je hoofd niet beweegt. Voor meer informatie zie het onderdeel ‘mouldroom’.
Daarna krijg je op de bestralingsafdeling een CT-scan met contrast. Hierbij draag je al het masker. Soms is ook een MRI nodig. Deze onderzoeken zijn bedoeld om de bestraling goed te plannen. Je krijgt hier dus geen uitslag van.
Op basis van de scans wordt je bestralingsplan gemaakt.