Blaasbestraling
Bij een bestraling van de blaas krijg je meestal 20 of 33 bestralingen. Soms wordt dit gecombineerd met chemotherapie. Bij de bestraling worden de blaas en soms de lymfeklieren in het bekken behandeld.
Mogelijke bijwerkingen op korte termijn
In de eerste weken merk je meestal weinig van de bestraling. Vanaf de 2e of 3e week kun je klachten krijgen, zoals:
- moeheid
- huidreactie
- diarree, soms met bloedverlies
- blaasirritatie: vaker plassen, kleine beetjes plassen, ’s nachts plassen of pijn bij het plassen
- irritatie van de vagina of de anus
Deze klachten nemen vaak toe tijdens de behandeling. Ook na de laatste bestraling kunnen ze nog even erger worden. Meestal ben je 6 weken na de laatste bestraling van de ergste klachten af.
Mogelijke bijwerkingen op lange termijn
Bestraling kan ook op langere termijn klachten geven. Deze ontstaan langzaam, maanden tot jaren na de behandeling. Mogelijke klachten zijn:
- terugkerende diarree met bloedverlies
- terugkerende blaasirritatie, soms met bloedverlies
- verkleving van de vagina
- veranderde seksuele beleving
Als deze klachten ontstaan, zijn er verschillende behandelingen mogelijk.
Voorbereiding op de bestraling
Voor de bestraling maakt MST een CT-scan. Deze scan is bedoeld om de bestraling goed te plannen. Je krijgt hier dus geen uitslag van.
Afhankelijk van je situatie krijg je de bestraling met een volle of lege blaas. Je arts bespreekt dit met je. Van de secretaresse krijg je een drinkinstructie die je volgt voor de scan en voor elke bestraling.
Op basis van de scans wordt je bestralingsplan gemaakt.
Adaptieve bestraling
De bestraling van de blaas is adaptief. Dit betekent dat er elke dag, vlak voor de bestraling, een nieuw plan wordt berekend. Zo kan er direct worden aangepast aan verschillen in blaas- en darmvulling.
Bij adaptieve bestraling lig je iets langer op de bestralingstafel, ongeveer 20 minuten. Dit komt doordat het nieuwe plan eerst moet worden berekend.